Het staatsieportret

Gepubliceerd in Studio 2000, TEFAF-nummer 2012

‘Heel bijzonder,’ knikte de secretaris instemmend. Hij keek over de schouder van de kunstenaar naar het portret van de koning en probeerde een goedkeurend gezicht te trekken.

‘Je ziet duidelijk een transformationele spanningsboog tussen het esthetische en het historische,’ vervolgde de kunsthistoricus, die naast het schilderij in wording stond en gebaarde naar kubistische vormen op het nog half witte doek. De bijna twee meter lange man met het pikzwarte montuur – dat aan een duikbril deed denken – was door het ministerie ingehuurd voor het project. ‘Kijk bijvoorbeeld naar die subtiele contrapposto van onze vorst, die naar onze meesters uit de Gouden Eeuw verwijst.’

Terwijl de man verder sprak over sublimatie en harmonie in de kijkervaring, zag de secretaris verbijsterd hoe de ogen van zijn werkgever behoorlijk loensten en een vreemde verhouding aangingen met rimpels die de echte Willem helemaal niet had. En waarom hingen er gele vlekken rond zijn hoofd en handen? Hij vond het gewoon lelijk, maar ja, dat was een subjectief begrip, zover was hij ook wel op de hoogte van het discours in de kunst.

‘Het is een grootheid, we kunnen er trots op zijn dat we zulke kunstenaars in Nederland hebben,’ zei de kunsthistoricus met een serene glimlach terwijl hij de secretaris uitliet. ‘Jammer dat de hoogheid zelf geen tijd had, maar misschien zien we hem volgende maand?’

‘Ja, misschien wel. Bedankt en in elk geval tot ziens bij de presentatie.’ Met grote stappen liep de secretaris op de naderende auto af. Terwijl de chauffeur deze door het drukke verkeer loodste, piekerde de secretaris hoe hij dit nieuws moest brengen bij de koning. Eerst zou hij de voorwaarden van de selectiecommissie er nog eens op nalezen. Misschien was een goede gelijkenis een harde eis. Dat was toch wel het minste wat je van een staatsieportret kon verwachten?

De koning verplaatste het lijstje met de tekening van zijn jongste dochter naar het midden van zijn bureau. Alleraardigst en vertederend, zoals ze haar vader had getekend. Even speelde hij met de gedachte om het portretje te gebruiken als kleurplaat. Het zou toch geestig zijn om het alle basisscholen uit te laten delen op Koningsdag? Straks toch even vragen aan Arthur of dat paste in het protocol. Hij was benieuwd naar diens mening over het staatsieportret.

Zijn huistelefoon rinkelde. ‘Nee Max, ik ben toch maar niet zelf naar de kunstenaar gegaan. De confrontatie met zo’n grootheid zag ik even niet voor me, haha!’ De lach verdween meteen van zijn gezicht toen hij de telefoon weer neerlegde. Eigenlijk had hij veel moeite met het hele circus rond het staatsieportret. Hij had liever gehad dat ze gewoon een degelijke foto van hem hadden gemaakt. Maar ja, de kunstsector had een opsteker nodig. Door de vele verheven verhalen in de kranten over de uitverkoren schilder had hij op het laatste moment besloten om de afspraak van vandaag af te zeggen. Levendige scènes waarin hij iets heel doms zei over het kunstwerk, te midden van kunstenaars en experts, hadden zijn nachtrust al een week verstoord. Te groot afbreukrisico, zou Mark zeggen.

Er werd op zijn deur geklopt. Dat moest Arthur zijn.

‘En, vertel eens kerel, hoe was het?’

‘Ja, het wordt heel ..eh.. speciaal. De begeleider is erg tevreden en de kunstenaar werkt er hard aan.’

‘En lijkt het een beetje?’ Willem keek zijn secretaris olijk aan.

‘Dat is nog te vroeg om te zeggen. Het gaat zeker de goede kant op, maar we moeten niet vergeten dat het autonome proces van de kunstenaar voorop staat,’ citeerde Arthur uit het selectieprogramma dat hij net had gelezen.

‘Wordt het wel waardig? Ik ga er straks toch wel een beetje gepast bij hangen in al die gebouwen, haha!’

‘Het moet uw functie reflecteren in het publieke domein, zegt de commissie. En deze kunstenaar is de absolute top, dus …’

‘Goed, we wachten het af,’ zei de koning met gemengde gevoelens. Het volgende bezoek kon hij misschien laten waarnemen door de curator van de Koninklijke Collectie, die had er zeker verstand van.

De koning hield de voet van zijn champagneglas ongemakkelijk vast tussen duim en wijsvinger terwijl hij probeerde te applaudisseren. Gelukkig, het betoog van de bekende kunstcriticus zat erop. De man had gesproken over de aura van de kunstenaar, over de verhouding tussen de Zeitgeisten de historie en nog veel meer. Dat het proces zich uiteindelijk had gematerialiseerd in impressies van het eenheidssymbool had hij onthouden. Dat was mooi, hij was dus afgebeeld als een symbool van eenheid, dacht de koning hoopvol, terwijl de lange bijeenkomst zich materialiseerde in geknor in zijn maag.

Zijn dochters keken hem verwachtingsvol aan terwijl Maximá vriendelijk lachend de criticus een hand gaf. Het moment van de onthulling was aangebroken. Samen met de museumdirecteur trok hij voorzichtig aan het koord. Zijn benen en handen, met een soort goudgeel aureool eromheen, kwamen langzaam tevoorschijn toen het doek met hortende bewegingen omhoog ging. Terwijl hij het publiek aankeek, trok de koning nog eens ferm aan het koord. Toen hij Maximá met verheugd gezicht zag klappen, keerde hij zich om naar het schilderij. Een roodharige man met verlopen ogen keek hem leep aan. De figuur stond, tussen vreemde hoekige vormen met wapens en arabesken erop getekend, in een houding alsof hij nodig naar het toilet moest. Mijn God… was dit het? Deze lelijke vent deed in niets aan hemzelf denken, zelfs niet aan de tronie die hem na een stevig avondje doorzakken ’s ochtends in de spiegel aankeek! Hadden ze hem niet even kunnen vertellen hoe de beeldtaal van deze beroemde schilder geïnterpreteerd moest worden? Het beschaafde applaus stierf uit terwijl hij nadacht in welke vorm hij zijn dankwoordje nu moest gieten. Op dat moment klonk de heldere stem van Ariane: ‘Papa, wie is die enge man? Dat ben jij toch helemaal niet?’