De trouwdag

            De trouwdag

‘We lopen tot die blauwe strandtent en dan weer terug. Dan waaien we even stevig door. Dat hebben we wel even nodig met al deze opwinding, hè schat?’

Het zand stuift om hen heen, er is verder niemand op het strand. Wat een dag! Mathijs kan het gewoon niet geloven. Hij kijkt omhoog naar de grijze hemel en joelt: ‘Op je trouwdag naar het casino gaan brengt geluk! Volgend jaar gaan we weer!’

‘Kunnen we daar niet even gaan koffiedrinken? Ik wil met je praten!’ Marjolein blijft staan. Haar hart bonkt in haar borstkas van de spanning. De ergernis komt ook weer boven. Moet je hem nu zien. Met zijn kale hoofd gebogen tegen de wind in lopend is hij meer dan een kop kleiner dan zij. Dat heeft haar ook altijd gestoord, ze valt eigenlijk op lange mannen.

‘Dat kan ook terwijl we wandelen! Kunnen we mooi bedenken wat we met al dat geld gaan doen!’ roept Mathijs.

Dan maar de shortcut, denkt ze grimmig. ‘Mathijs, ik wil van je af!’ schreeuwt ze tegen de wind.

‘Wat zeg je?’ Lachend kijkt hij om.

‘Ik wil van je ahaf!!’

Nu blijft hij abrupt staan. ‘Wat zeg je nu, schatje? Je bent zeker overstuur?’

Met opengesperde ogen loopt hij terug. Ze staat met tranende ogen en wapperend haar tegenover hem, de dure tas die ze net gekocht hebben tegen zich aangeklemd, de bekende bittere trek om haar mond.

‘Nu ineens, na vijf jaar! Waarom in godsnaam?’

Marjolein voelt het zand in haar ogen prikken en verlangt opeens naar de komende zomer, als ze weer topless bij de beachclub kan rondhangen. ‘Het is gewoon op, Mathijs. Ik wil niet meer verder met je.’

‘Maar we hebben net zes ton gewonnen… Je kunt stoppen met werken en leuke dingen gaan doen, schatje. Kom op!’ De tranen lopen langs zijn wangen.

‘Je mag die zes ton houden, het was jouw geluksnummer. Ik ga nu naar huis lopen.’

Ze weert hem af met zwaaiende armen en loopt bijna opgelucht weg. Het is goed zo. Dat hij gaat staan huilen is echt te erg. Nu weet ze zeker dat ze niet bij elkaar passen.

-0-0-0-

Ze liepen, gebukt in de stormachtige wind, het verlaten strand op, Mathijs met grote stappen en zij op haar hoge hakken er achteraan strompelend. ‘We are the champions!!’ schreeuwde hij, schoppend tegen een zandkasteel. Het zand stoof in zijn gezicht. ‘Kom, we gaan eerst flink uitwaaien!’ riep hij achterom naar haar.

Marjolein bedacht opeens dat ze haar zonnebril bij zich had. Haar kapsel was al een ramp toen ze nog maar honderd meter van de parkeergarage af waren, maar haar opgemaakte ogen vielen nog te redden. Met haar grote donkere zonnebril op haar neus en haar tasje in beide handen geklemd volgde ze haar man, die als een losgeslagen dwerg door het zand vooruit holde. Moest je hem nu zien, helemaal uitgelaten omdat hij een middagje had gepokerd met zijn vrienden in het casino. Wat was het toch een sukkel. Hij wist nog niet wat hem boven het hoofd hing. Op de kop af vijf jaar had ze het met hem uitgehouden, met zijn obsessie voor aquariumvissen, zijn haargroeimiddelen en zijn saaie boeken. De laatste tijd vroeg ze zich elke dag opnieuw af waarom ze ooit getrouwd waren, ook al was hij soms best lief. ‘Het is onze vijfde trouwdag, kies maar uit welke je de mooiste vindt,’ had hij net nog in de tassenwinkel gezegd. Ze had na veel treuzelen de kleinste Gucci gekozen, dat tasje kostte hem al een half maandsalaris.

Maar haar besluit stond vast. Bij de volgende pier ging ze het hem zeggen.

Mathijs stopte en draaide zich om nog voor hij bij de pier was.

‘Ik moet je iets vertellen!’ schreeuwde ze hem alvast toe. Bij elke stap verdween haar naaldhak tot de zool in het natte zand, dus ze had nog even tijd om moed te verzamelen.

‘Ik jou ook!’ riep hij lachend, nog voor ze bij hem was. ‘Maar jij mag eerst.’

‘Ehh… ik wil van je af, Mathijs. Scheiden.’

‘Hè?’

‘Ik zie het niet meer zitten. We passen gewoon niet bij elkaar. Snap je?’

‘Dit had ik niet zien aankomen… maar misschien heb je wel gelijk. Ik snap het.’

‘Oh. Mooi.’ Dat viel mee. Alhoewel, het leek wel of het hem niet veel kon schelen.

‘Zullen we dan maar teruglopen naar de auto?’ zei Mathijs.

‘Ja, oké… Wat had jíj eigenlijk te vertellen?’

‘Ik heb net zes ton gewonnen in het casino.’

‘Hè?’

‘Ja. Zomaar in één keer de jackpot.’

‘Oh… Dat is ehh… geweldig.’

‘Zeker.’

‘Mathijs?’ vroeg ze met een klein stemmetje.

‘Mmm?’

‘Kunnen we alsjeblieft nog even terug naar de tassenwinkel?’

‘Oké. Waarom?’

‘Ik heb me bedacht. Ik wil hem toch graag ruilen voor die grote rode.’