De oppas
‘Normaal gesproken slaapt ze een gat in de middag. Zolang je niets hoort, laat je haar maar lekker liggen,’ zei de man.
‘Schrikt ze niet als ze ineens een vreemde ziet?’ vroeg Femke.
‘Nee, hoor. Als je er maar voor zorgt dat ze niet naar buiten gaat of rare dingen doet.’ De man legde even een warme hand op haar schouder. ‘Dan ga ik maar. Ik ben zeker voor vieren weer terug.’
Ze stapte achteruit. Niet te amicaal, Teun, dacht ze. Twee weken geleden wist ze zijn naam nog niet eens. En dat terwijl hij eigenlijk een soort buurman was, al lag er wel tweehonderd meter tussen het huis van haar ouders en deze Teun.
Hij pakte zijn jas en zette een ouderwetse ijsmuts op zijn kalende hoofd. ‘Neem lekker wat glaasjes glühwein, hij blijft nog lang warm!’ gebaarde hij naar de thermoskan, die naast het glas stond dat hij al voor haar ingeschonken had.
Een harde ringtoon deed hem schrikken. Hij draaide zich om en boog zich over zijn telefoon. Femke maakte het zich gemakkelijk op de bank en nam een paar slokken van de glühwein. Haar oma maakte die vroeger ook als het vroor. Die was zoeter geweest dan deze, maar ja, oma was een echte zoetekauw geweest.
‘Nee, jammer, ik heb echt geen tijd. Nee Dirk, ik hoef geen ijsmoppen, nee, ik…’ zei hij. Hij mompelde zacht verder. ‘Veel plezier in De Kroon! Ja, ja… oké, ja, goed… dáág,’ hoorde ze hem afsluiten
‘Dat was mijn neef, hij wilde samen naar Vlaardingen schaatsen, net als vroeger,’ verklaarde hij, zijn IPhone weer in zijn broekzak proppend.
‘Oh, wat leuk! Maar dat kan toch? Ik kan best wat langer oppassen,’ zei Femke.
Hij schudde nadrukkelijk zijn hoofd. ‘Nee, vroeger was dat leuk. Dat is voorbij. En ik heb er vandaag geen tijd voor. Ja, dan ga ik maar. Drink die wijn maar lekker op en er staan ook nog oliebollen in de keuken. Ze smaken nog prima als je ze opwarmt.’
Een beetje nerveus keek hij rond en verplaatste wat spulletjes. Tjonge, hij deed alsof hij een week op vakantie ging in plaats van een paar uur naar bouwmarkten.
‘Ga nu maar. Ik red me heus wel’, zei ze lachend.
Hij zwaaide een beetje verlegen en vertrok.
Geamuseerd keek Femke hem na. Zo maakte je nog eens wat mee. Ze paste wel vaker op en dan vroeg ze meestal: is ze zindelijk? Wat voor drinken en eten wil ze hebben? Nu had ze eigenlijk moeten vragen: is ze dement? Nou ja. Ze zou wel zien. Ze had de man, Teun, pas driemaal ontmoet – steeds hier bij hem thuis – om bloed af te nemen voor de trombosedienst. Haar ouders kenden hem ook niet, hij had geen contact met de buren. Een eenzame man, dat zag je zo. Beetje vreemd ook. Vuile kleren en een megarommelig huis, maar wel een tafel vol met gloednieuwe beeldschermen en computers en zo.
De afgelopen keer dat ze hem kwam prikken, was hij heel spraakzaam, terwijl hij daarvoor zo verlegen was geweest. Met trillende stem vertelde hij dat hij het steeds zo koud had in huis en dat hij verwarming wilde aanleggen. Gelukkig was hij nogal handig met die dingen. Toen had hij plotseling haar hand gepakt en gevraagd: ‘Zou jij alsjeblieft op mijn moeder willen passen, zodat ik een paar uur naar verschillende bouwmarkten kan gaan? Daar kan ik mijn moeder niet bij gebruiken.’
Verbaasd had ze hem aangekeken: ‘Uw moeder?’ terwijl ze haar hand terugtrok.
‘Ja, die woont hier ook,’ mompelde hij, opeens weer schuw wegkijkend.
Wat schattig, had ze gedacht. Er woonde dus ook nog een oude moeder in dit huis en onze brave buurman man zorgde voor haar! Uit medelijden had ze ingestemd. En zo kwam het dat ze hier nu op haar vrije zaterdagmiddag op een soort bejaardenbank naast de loeihete gaskachel zat met een flink glas warme wijn in haar hand. Gelukkig hield ze niet van kou.
Boven was het stil. Die sliep nog wel even. Toch wel relaxed. Ze scrolde door haar telefoon. Allemaal dezelfde berichtjes met ijspretfoto’s; de schaatsliefde zat wel diep bij haar Westlandse vrienden.
Femke schrok wakker. Hoe kon ze nou in slaap zijn gevallen? Ze keek op haar telefoon. Bijna half vier! Het was doodstil in huis. Zou die oude dame nog steeds slapen? In de hal zag ze een rollator onder de trap staan. Ze liep de houten trap op. Hij kraakte behoorlijk, ze ging van schrik zachtjes op haar tenen lopen. Drie deuren op de overloop. De deur die half openstond was vast van zijn slaapkamer, er lagen oude spijkerbroeken en een trainingsjack op het rommelige bed. Tweepersoons. Zou hij een vriendin hebben? Daten met zo’n moeder erbij was vast lastig. De tweede deur piepte luid, ze hield haar adem in. Had ze de vrouw nu wakker gemaakt? Nee, het bleef stil. De badkamer bestond uit een kale wastafel, een wasmachine en een douche met groene tegels.
Zacht sluipend opende Femke de derde kamer. Het was er aardedonker. Gelukkig, ze sliep dus nog. Maar wat was het hier koud. Ze trok het gordijn voorzichtig een stukje open en liep naar het bed. Hè? Het was leeg! De wollen dekens waren netjes teruggeslagen. Waar was die vrouw nou? Wacht, de wc! Waarom had ze daar niet meteen aan gedacht? Haar eigen oma ging bijna elk uur naar de wc. Ze rende naar beneden. Maar behalve een vieze lucht trof ze ook daar niets aan. In de keuken niet, in de kamer niet – alsof de vrouw in rook was opgegaan.
Ze zag in gedachten een oud vrouwtje in nachtjapon op blote voeten over de beijzelde weg schuifelen, ergens buiten. Oh my God! Naar buiten, voordat het mensje bevroor! Ze moest haar vinden voordat die man thuiskwam.
Oké, de voordeur was vergrendeld, daar was ze dus niet naar buiten gegaan. Femke schoot in haar jas en liep de achterdeur uit. Even stond ze stil om diep de knisperend koude lucht in te ademen. Het was compleet stil. Het huis stond eenzaam in de polder aan een stille weg met kale bomen. De winterzon straalde over het gras dat met poedersuiker bestrooid leek. Ze wilde het hoge metalen hek rond de achtertuin openen, maar dat was met een kettingslot afgesloten. Dat was weird. Deed de man dat omdat zijn moeder anders ontsnapte? Hoe dan ook, zo’n oude dame kon dit nooit gedaan hebben.
Rillend ging ze naar binnen en rende weer de trap op. Ze rukte de beide gordijnen van de koude slaapkamer open en keek in het rond. Onder het bed stonden twee afgetrapte pantoffels. Ze opende de grote kast die tegenover het bed stond. Alleen een zandkleurige jas met een bontkraag en een stapeltje lakens. Geen kleren, geen toiletspullen. Ze liet het ondenkbare langzaam toe: bestond er eigenlijk wel een moeder? Ze haalde diep adem. Ja, dat moest het zijn, het kon niet anders! Ze had het al vanaf het begin gedacht: die man was niet helemaal goed bij zijn hoofd. Shit, pas was er nog zoiets in het nieuws. Alleen had die man zijn dode moeder jarenlang verstopt in zijn huis. ‘Nou, een lijk heb ik gelukkig niet gevonden,’ mompelde ze en liep de trap af.
Ze besloot haar ouders te bellen. Haar moeders telefoon stond uit en bij haar vader kreeg ze zijn voicemail. ‘Kom op, pap, neem op!’ foeterde ze en belde nogmaals. Niets. Waarschijnlijk was hij ook gaan schaatsen. Misschien kon ze haar collegaatje Bente bellen, die maakte de gekste dingen mee in het verzorgingshuis waar ze wekelijks kwam. Niet bereikbaar. Nog een keer haar vader. ‘Pap, bel me onmiddellijk. Of kom naar het huis van die buurman op nummer vijftien. Alsjeblieft!’ sprak ze in.
Ze deed haar jas uit en schonk een glas vol met de warme wijn voor de schrik. Liggend op de bank dronk ze het leeg. Hoe moest ze nu op die man reageren als hij straks thuiskwam? Meespelen, net als bij demente cliënten? Ze voelde zich ineens doodmoe en besloot in de tussentijd Instagramfilmpjes te bekijken. Waarom belde haar vader niet? Na een tijdje werden haar oogleden zwaar en dommelde ze in.
Een hard geluid wekte haar. Ze probeerde overeind te komen, maar de kamer kantelde. Wat was ze draaierig. Ze haalde diep adem. Ojee, de man was terug. Teun.
‘Is het goed gegaan?’ Hij stond voor haar met een rood gezicht. ‘Heb je lekker wat gedronken? En gegeten?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Nee. Ik bedoel ja, wel gedronken. Het ging goed, ja.’
Hij plofte naast haar op de bank en glimlachte. ‘Mooi zo. Mijn zoektocht liep ook gesmeerd. Ik heb alles gevonden wat ik nodig heb. Wacht,’ hij veerde weer op, ‘ik warm die oliebollen even op. Ik lust onderhand ook wel wat,’ en liep met snelle passen naar de keuken.
Wat is hij aardig eigenlijk, dacht ze. En toch zo raar. Ze moest nu wat zeggen over haar ontdekking. Maar hoe?
Even later schrok ze op omdat hij terugkwam met vier oliebollen, helemaal wit van de poedersuiker. Zijn trui had hij uitgedaan, er zaten grote zweetplekken op zijn shirt. ‘Ik moet je iets bekennen,’ zei hij. ‘Niet kwaad worden, hoor.’
Waarom zou ze kwaad kunnen worden? Haar hoofd was zo warrig. Ja, zijn zogenaamde moeder natuurlijk.
Hij bewoog druk met zijn handen. ‘Ik wil graag dat je nog even blijft, gewoon voor mij. Ik ben zo blij dat er eens iemand naar me luistert. Is dat oké? Ik wil ook graag wat foto’s maken. Fotografie is mijn hobby. Natuurlijk betaal ik gewoon je uren door. Is dat goed? Hier, drink nog maar lekker wat.’
Ze had blijkbaar toegestemd, ze zat tenminste nog met een glas in haar hand op de bank. Zo raar als ze zich nu voelde, terwijl ze anders toch geen moeite met wijn had. Hij rommelde wat met een camera bij de computers.
‘Ik voel me helemaal niet goed,’ zuchtte ze opeens. Ze was duizelig. Had ze vandaag eigenlijk wel gegeten?
De man keerde zich om. ‘Misschien moet je eerst even uitrusten. Kom maar, je mag wel even op mijn moeders bed.’
Onvast volgde ze hem op de trap, ze had niet meer de energie om iets te zeggen.
‘Hier, ga maar lekker liggen.’ Zijn stem klonk alsof hij ver weg stond.
Het matras was koud maar heerlijk zacht. Een diepe zucht ontsnapte haar. Ze voelde nog dat hij haar riem losmaakte, maar zonk machteloos weg in een zwarte wereld.