Bar en boos
Gepubliceerd in Studio 2000, TEFAF-nummer 2012
Bar en boos
De dokter blijft lang weg. Ik trek een papiertje uit de doos. En nog een. En nog een. Het zijn er meer dan ik kan tellen. Als de doos leeg is, ligt er een witte berg op tafel. Ik hoor haar stem op de gang, maar ze komt niet.
Ik wiebel op mijn stoel, harder en harder, heen en weer. Dan zie ik het ding naast de boekenkast. Hij staat op een hoge tafel. Rond en mooi blinkend. Ik loop ernaartoe. Mijn handen houd ik op mijn rug. ‘Nergens aanzitten,’ heeft mama wel drie keer gezegd voordat ze wegging.
De dokter komt weer binnen. Ze heeft nog steeds geen witte jas aan.
‘Zo, daar ben ik weer,’ zegt ze. Ze zet een beker koffie op de lage tafel. ‘Kom je zitten, Nick?’ Ze schuift de witte berg opzij.
‘Wat is dat?’ wijs ik op het ding. Er zit hout om het scherm.
De dokter glimlacht. ‘Vind je hem mooi?’ vraagt ze.
Ik knik ja. Op het scherm staan tekeningetjes. Of misschien zijn het letters.
‘Het is een soort voorspeller,’ zegt de dokter.
Voor-speller. Ik weet wat dat is: iemand die van tevoren weet wat er gaat gebeuren.
De dokter neemt een grote slok. Ze zegt: ‘Kom, ga maar zitten. We gaan weer wat doen, oké?’
Ik vraag: ‘Maar wat dan?’
‘Het spelletje van daarnet.’
‘Nee, ik bedoel dat ding!’
‘Oh, die voorspelt een depressie.’
‘De pressie?’
‘Buien, Nick. Dan weet je dat er buien komen. Ga je nu gezellig zitten?’
Dat is handig. Dan kan je van tevoren weten of mama een slechte bui heeft!
‘Maar hoe dan?’ wil ik weten.
De dokter zucht. ‘Dat is een beetje ingewikkeld, Nick. Het is geen apparaat voor kleine jongetjes. Het heeft iets met druk te maken.’
Dat snap ik wel. Ik ben ook veel te druk. Mama en de juf worden gek van me.
‘Zeker met de naald?’
Ze zegt niets, ze klopt alleen op de tafel, op mijn oefeningenblad. Ik ga weer op mijn stoel zitten. De dokter zet alle vlaggetjes die ik omgegooid had weer rechtop. Het spel begint opnieuw. Ik mag niet twee keer gooien. ‘Op je beurt wachten,’ zegt ze elke keer.
De deur gaat open. Daar is mama, met nat haar.
‘Het is bar en boos,’ zegt ze tegen de dokter. Ze trekt haar jas uit.
‘Mama, mama, ik heb twee keer gewonnen!’ roep ik.
‘Ik praat even met de dokter, Nick’
Ik wijs op het ding. ‘Kijk eens, mama. Een voorspeller!’
Nu luistert ze wel. Ze kijkt heel goed naar het ding. ‘Die is mooi,’ zegt ze tegen de dokter. ‘Mijn opa had er ook zo een. Hij heeft er wat op gekeken, en getikt!’
‘Was hij ook getikt, mama?’ Rowan noemt mij soms getikt als ik bij hem mag spelen.
‘Nee, jongen, hoe kom je daar nou bij? Mijn opa tikte tegen de barometer. Zo heet dat ding. Het is een soort buienradar van vroeger. Kom, zet je muts op, het regent hard.’